
Jurisprudentie
BG8252
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805975/1 en 200805975/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805975/1 en 200805975/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 10 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (hierna: het college) krachtens de Wet geluidhinder de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vastgesteld van de gevel van nieuw te bouwen woningen rond de Houthaven te Schiedam.
Uitspraak
200805975/1 en 200805975/2.
Datum uitspraak: 17 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ERS B.V., gevestigd te Schiedam,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (hierna: het college) krachtens de Wet geluidhinder de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vastgesteld van de gevel van nieuw te bouwen woningen rond de Houthaven te Schiedam.
Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ERS B.V. een bezwaarschrift ingediend dat door het college is doorgezonden aan de Afdeling ter behandeling als beroepschrift en bij de Raad van State is ingekomen op 4 augustus 2008. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 2 september 2008.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2008, heeft ERS B.V. de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 december 2008, waar ERS B.V., vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.C. van Buul-Mencke en drs. A.M. Nix, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BAM Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Ferwerda, advocaat te Rotterdam, en F. Houtkamp en mr. D.A. Cleton.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het college heeft bij de behandeling van het verzoek betoogd dat het beroep van ERS B.V. niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu ERS B.V. geen zienswijzen heeft ingediend.
2.2.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wet geluidhinder zijn burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.
Ingevolge artikel 110c, eerste lid, van de Wet geluidhinder, voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 110a de in afdeling 3.4 van de Awb geregelde procedure van toepassing.
Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
Ingevolge artikel 3:12, derde lid, aanhef en onder b en c, van de Awb wordt in de kennisgeving vermeld wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen en op welke wijze dit kan geschieden.
2.2.2. De inrichting van ERS B.V. is gelegen op het industrieterrein Schiedam-Zuid. Bij het besluit van 10 september 2008 zijn onder meer vanwege de geluidbelasting van dit industrieterrein hogere grenswaarden vastgesteld.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het college weliswaar de toepassing heeft beoogd van afdeling 3.4 van de Awb, maar dat het slechts het verzoek om vaststelling van hogere grenswaarden en de daarbij horende akoestische rapporten ter inzage heeft gelegd. Het college heeft in strijd met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb niet tevens een ontwerp van het te nemen besluit ter inzage gelegd. Voorts heeft het college in strijd met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geen kennis gegeven van een ontwerp van het te nemen besluit; in de in het huis-aan-huisblad geplaatste kennisgeving wordt slechts mededeling gedaan van het verzoek om vaststelling van hogere grenswaarden. Voorts is in die kennisgeving in strijd met artikel 3:12, derde lid, aanhef en onder b en c, van de Awb niet vermeld wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen en op welke wijze dit kan geschieden; in de kennisgeving is enkel de mogelijkheid vermeld om opmerkingen in te dienen. Gezien het vorenstaande kan ERS B.V. naar het oordeel van de voorzitter redelijkerwijs niet worden verweten dat zij in deze situatie niet ertoe is overgegaan zienswijzen naar voren te brengen. Voor het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep van ERS B.V. bestaat dan ook geen aanleiding.
2.2.3. Nu het bestreden besluit, zoals blijkt uit het hetgeen hierboven is overwogen, tot stand is gekomen in strijd met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb en artikel 3:12, eerste lid en derde lid, aanhef en onder b en c, van de Awb, dient dit besluit, zoals ook door ERS B.V. is betoogd, te worden vernietigd. Voor het met toepassing van artikel 6:22 van de Awb in stand laten van het besluit bestaat in dit geval geen aanleiding, nu niet vaststaat dat uitgesloten is dat er belanghebbenden zijn die kunnen zijn benadeeld door schending van de hiervoor bedoelde vormvoorschriften.
2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schiedam van 10 september 2008, kenmerk 08UIT07731;
III. wijst het verzoek af;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Schiedam tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ERS B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Schiedam aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ERS B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de gemeente Schiedam aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ERS B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 576,00 (zegge: vijfhonderdzesenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008
288.